Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nam Othniel haar in, [19]de zoon van Kenaz, [20]broeder van Kaleb, [21]die jonger was dan hij; en [Kaleb] gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. 19. Dat is, nakomeling van Kenaz, gelijk sommigen dit verstaan. 20. Dat is, bloedverwant, nabestaande. Dit verstaan sommigen van Othniel, anderen van Kenaz. Vergelijk Num.32:12; Joz.15:17; onder, hfdst.3 vs.9,11; 1 Kron.4:13,15. 21. Hebreeuws, kleiner, of, minder dan hij; namelijk, Kenaz. Anders, die [te weten, Othniel] de jongste was van, of, uit hem, namelijk, Kenaz; dat is, de jongste en geringste van aanzien onder alle nakomelingen van Kenaz, en desniettegenstaande vereerd en verheven boven anderen door deze mannelijke daad, het gevolgde huwelijk en richterschap; onder, hfdst.3 vs.9, enz.